2 Timotheüs 1
2 Timothy 1 Kingcomments Bijbelstudies

Inleiding

Lees eerst de brief een keer helemaal door. Stel je daarbij voor, dat hij aan jou persoonlijk is gericht. Vraag de Heer onder het lezen wat Zijn bedoeling ermee is voor jouw persoonlijke leven. Sta open voor Zijn aanwijzingen om iets te doen, te veranderen of niet meer te doen.

Nadat Paulus uit zijn eerste gevangenschap is vrijgelaten (vgl. Fp 1:23-26; Fp 2:19-24; Fm 1:22), heeft hij de eerste brief aan Timotheüs en de brief aan Titus geschreven. Paulus schrijft deze tweede brief aan zijn jonge vriend Timotheüs tijdens zijn tweede gevangenschap, die heel wat zwaarder is dan zijn eerste. Hij weet ook dat hij niet opnieuw zal worden vrijgelaten, maar veroordeeld zal worden en de martelaarsdood zal sterven.

Als je deze achtergrond in de gaten houdt, zul je tijdens het lezen de kracht van de brief ervaren. Het vrijmoedige getuigenis en het vertrouwen op God in zware tijden komen van een man die bereid is te sterven voor wat hem door God is toevertrouwd. Daardoor is deze brief een waarschuwing en een bemoediging voor de mens Gods in de laatste dagen.

Je kunt deze brief een afscheidsboodschap van Paulus noemen (vgl. Hd 20:17-38), zoals we afscheidswoorden van Jakob hebben (Gn 49:1-33), van Mozes (Dt 33:1-25) en van Samuel (1Sm 12:1-25). Misschien is het nog beter om te spreken van het geestelijk testament van de apostel. In een testament verklaart iemand wat hij wil dat er na zijn dood met zijn bezittingen gebeurt. Paulus weet dat zijn aardse leven binnenkort eindigt. Hij laat een geestelijke erfenis achter: de waarheid die God hem heeft toevertrouwd. Hoe moeten de gelovigen daarmee omgaan als hij er niet meer is? Dat zal hij in deze brief uiteenzetten.

Paulus heeft in dienst van God door het evangelie de gemeente van God op aarde gesticht en opgebouwd. Zijn werk is klaar. Maar zoals het is gegaan met alles wat God aan de mens in handen heeft gegeven, zal het ook gaan met de gemeente op aarde. Paulus voorziet de afwijking en het verval ervan. Daarbij ziet hij ook scherp de omstandigheden waarin de gemeente na zijn heengaan zal terechtkomen (vgl. Hd 20:29). Hij heeft oog voor het verval dat na zijn sterven zal toenemen. De aanwijzingen die hij in dit geestelijk testament neerlegt, zijn daarom van groot belang voor de gemeente door de tijd heen vanaf het ontslapen van de grote apostel.

Je ontmoet veel emotie in de brief. Paulus was een mens van gelijke natuur als wij. Hij kijkt terug op zijn levenswerk en ziet wat ervan is geworden. Dat doet hij niet als een koelbloedige analyticus die de kille cijfers van een statistiek bekijkt. Hij doorleeft zijn werk opnieuw en voorvoelt ook hoe het zal gaan. Vanuit die gevoelens geeft hij richtlijnen voor een tijd dat het allemaal nog verder achteruit zal gaan en er van de oorsprong van de gemeente niet veel meer te herkennen is.

Als je de brief leest, hoor je hem de zorg van zijn hart delen met een (jonge) man die daar net zo bezorgd over is als hij. Dat doet hij op een manier die de brief voor alle tijden van belang maakt. Het is dan ook duidelijk een door de Heilige Geest geïnspireerde brief die daarom ook deel uitmaakt van de Bijbel. Door deze brief onderwijst de Geest ons over de afwijking van de gemeente van haar oorspronkelijke toestand.

Ook staat erin wat in zo’n toestand de zekere weg is voor hen die God zoeken en ernaar verlangen tot Zijn eer te leven. Die zekere weg rust op twee beginselen waaruit ieder te midden van vermenging en verwarring troost kan putten, zoals de apostel dat deed. Deze twee beginselen zijn:
1. het vaste fundament van God en
2. zich onttrekken aan ongerechtigheid.

Wat dat betekent, zal duidelijk worden als we 2 Timotheüs 2 gaan bespreken.

De brief is behalve waarschuwend en bemoedigend ook strijdlustig, want ondanks alle verval moet je niet bij de pakken gaan neerzitten. Hoe groter het verval, hoe groter de uitdaging is om een mens Gods (man/vrouw) te zijn. Een mens Gods is iemand die in een omgeving die met de rechten van God geen rekening houdt, laat zien Wie God is. De kracht daarvoor hebben we niet in onszelf, maar in de Geest van God, Die werkzaam is in een mens Gods, ook als de christenheid vol is van zelfgenoegzaamheid. Ik hoop dat jij een mens Gods wilt zijn.

De belofte van het leven en zegenwens

2Tm 1:1. Hoewel de toon van de brief vertrouwelijk en vriendschappelijk is, begint Paulus met het vaststellen van zijn apostelschap en daarmee van zijn apostolisch gezag. Met zijn apostelschap verbindt hij enkele dingen die van belang zijn voor het gezag waarmee hij in deze brief de richtlijnen geeft voor de tijd van verval. In de eerste plaats rijst achter zijn apostelschap de persoon van “Christus Jezus” op. Christus Jezus heeft hem gezonden en bepaalt de inhoud van zijn dienst. Wat Paulus zegt, is uit Naam van Hem.

In de tweede plaats heeft hij dit apostelschap niet zichzelf toegeëigend of het gekregen van mensen. Nee, hij is apostel “door [de] wil van God”. Het apostelschap maakt deel uit van het plan dat God met zijn leven heeft.

In de derde plaats is zijn apostelschap verbonden met “[de] belofte van [het] leven dat in Christus Jezus is”. Daardoor is de dienst die hij als apostel verricht, onaantastbaar voor de dood. Al is Paulus gestorven, de dienst van zijn apostelschap blijft door deze brief bestaan. Zijn apostelschap staat namelijk in verbinding met geestelijke, hemelse, eeuwige dingen. Dat zijn dingen die boven de aarde en het verval van de gemeente uitgaan. Daarom blijft de brief zijn volle betekenis voor de gemeente in elke tijd behouden.

Het leven dat in Christus Jezus is, is van vóór de tijden van de eeuwen. De Vader heeft in de eeuwigheid aan de Zoon beloofd dit leven te zullen geven (Tt 1:2). Aan wie? Aan allen die in de Zoon geloven (Jh 3:36; 1Jh 5:11-12). Geloof jij in de Zoon? Dan mag dat het anker zijn, waarvan de stormen waarover je in deze brief hoort en die je geloofsleven bedreigen, je niet kunnen losrukken.

2Tm 1:2. Het is mooi en bemoedigend dat Paulus je eerst laat zien wat onveranderlijk en eeuwig waar blijft voor ieder kind van God persoonlijk. Pas daarna spreekt hij over de gemeente in verval. Dat zal Timotheüs ook goed hebben gedaan. Paulus zegt nog meer wat hem goed zal doen. In zijn eerste brief noemt hij Timotheüs ‘mijn echt kind’. Hier noemt hij hem “[mijn] geliefd kind”. Dat doet hij om hem de warmte van het hart van een vader tegenover zijn zoon te laten voelen.

Als het geestelijk klimaat killer wordt, is het des te meer nodig de warme genegenheid voor elkaar te benadrukken. Juist in een tijd dat velen tegenstand bieden of zich van je afwenden, zijn uitingen van liefde de beste basis voor de aanmoediging tot een dienst. Niet alleen richting Timotheüs is deze uiting van liefde van belang. Je beluistert er ook in dat Paulus zich bij zijn naderende einde extra realiseert hoe dierbaar Timotheüs voor hem is.

Voor de uitoefening van de taken van Timotheüs is er geen betere wens denkbaar dan die Paulus hier uitspreekt. Ook in zijn eerste brief aan hem heeft Paulus hem deze dingen toegewenst. Dat laat zien dat je voor je persoonlijk leven altijd “genade, barmhartigheid, vrede van God [de] Vader en van Christus Jezus, onze Heer” nodig hebt. Het bewijst ook dat die voldoende zijn voor alle denkbare omstandigheden waarin je bent of terecht kunt komen.

Denk maar eens een ogenblik na over de rijke inhoud van de afzonderlijke woorden ‘genade’, ‘barmhartigheid’ en ‘vrede’. ‘Genade’ is Gods liefde voor mensen die het niet waard zijn, omdat zij door en door slecht zijn. ‘Barmhartigheid’ is Gods liefde voor mensen die zwak en onbekwaam zijn, die geen vermogen hebben om iets goeds te doen. Met genade en barmhartigheid is God in liefde tegemoetgekomen aan wat jij als zwakke en zondige mens nodig had. Toen je dat inzag, schonk Hij jou ook Zijn ‘vrede’. Nu je een kind van God bent, heb je diezelfde genade en barmhartigheid nodig om als kind van God te leven. Als je je dat bewust bent, zul je de vrede van God in je hart ervaren.

Denk ook maar eens een ogenblik na over de oorsprong ervan, de Personen van Wie ze komen. Het zijn ‘God de Vader’ en ‘Christus Jezus, onze Heer’. Ik neem aan dat je de Vader en de Heer Jezus sinds je bekering al beter hebt leren kennen. Je zult steeds meer reden hebben gekregen om de Vader en de Heer Jezus voor deze rijke gaven van genade, barmhartigheid en vrede te danken. Het is ook het eerste wat Paulus hier doet.

Lees nog eens 2 Timotheüs 1:1-2.

Verwerking: Welke bemoedigingen heb je in deze verzen ontdekt? Dank de Heer daarvoor.

Dank, kracht, liefde en bezonnenheid

2Tm 1:3. Paulus dankt God niet voor de bijzondere dienst die hij heeft gekregen en die hij nu bijna heeft volbracht. Nee, hij dankt God om Wie God is. Zou dat niet komen, doordat hij veel heeft ervaren van de genade en barmhartigheid van God en dat hij met de vrede van God in zijn hart dwars door alle moeilijkheden heen kan gaan?

Hij kent God ook al een lange tijd. Vanaf zijn voorouders dient hij God. Zij hebben hem in staat gesteld God te dienen. Hij spreekt geen oordeel uit over hun innerlijke toestand, hij schrijft alleen wat hen kenmerkte. Hij erkent wat er in hen voor God was. De relatie met zijn ouders en voorouders komt aan het einde van zijn leven in dankbare herinnering. Die relaties worden niet buiten werking gesteld als we tot bekering komen. Het is ook nu belangrijk dat in de gezinnen en geslachten de Heer wordt gediend.

Paulus kende en diende God al voordat hij tot bekering kwam. Hij deed dat naar zijn beste weten en kennen en met een rein geweten. Dat betekent niet dat zijn dienst de toestemming of zegen van God had. Het wil alleen zeggen dat wat hij deed, hij in onwetendheid deed (1Tm 1:12-14). Alles wat hij deed, deed hij in de oprechte overtuiging daarmee God te dienen (vgl. Jh 16:2-3). Daarom werd hij, in wat hij deed, niet aangeklaagd door zijn geweten. Zijn geweten bleef rein, hij ging nergens tegen zijn geweten in. Hierin zit ook een aansporing voor Timotheüs om een rein geweten te bewaren.

Altijd denkt hij in zijn gebeden aan Timotheüs. Dat mag Timotheüs ook weten en dat zal hem hebben bemoedigd. Wat is het fijn als anderen zeggen dat ze voor je bidden. Het is ook fijn als je tegen anderen kunt zeggen dat jij dat voor hen doet. Door het gebed blijft de herinnering aan hen, voor wie je bidt, levendig. Je blijft de band die er is, voelen. Daardoor staan zij en sta jij niet alleen.

2Tm 1:4. Dat betekent niet dat je elkaar niet hoeft te zien. Paulus heeft een sterk verlangen Timotheüs te zien. Hij heeft behoefte aan gezelschap, vooral aan dat van Timotheüs (vgl. 2Tm 4:9). Zeker heeft hij het gezelschap van de Heer (2Tm 4:17), maar dat betekent niet dat hij de door God gegeven relaties minacht. Integendeel, die heeft hij, de grote apostel, nodig. Hij wordt daardoor bemoedigd (Hd 28:15; 1Th 2:17; 1Th 3:10). Het is geen bewijs van een geestelijke gezindheid als gelovigen hun geloof individueel beleven. Zo heeft de Heer het niet bedoeld.

De tranen van Timotheüs hebben de apostel geraakt. Het zijn de tranen van verdriet die hij heeft gezien toen Timotheüs afscheid nam van hem, zijn oudere vriend. De tranen zijn het bewijs van ware vriendschap. Juist dat maakt het zo waardevol voor Paulus als Timotheüs bij hem zou komen. De blijdschap die hem dat zal geven, zal een volle blijdschap zijn, misschien wel weer met tranen, maar dan van blijdschap. De tranen van Timotheüs staan als het ware vers in zijn geheugen. Daar denkt hij steeds aan.

2Tm 1:5. En dan wordt Paulus aan nog iets herinnerd en dat is het ongeveinsde geloof van zijn jonge vriend. Het woord ‘ongeveinsd’ komt van het Griekse woord hypocriet. Een Griekse toneelspeler werd ‘hypokritis’ genoemd. Een toneelspeler kruipt in de rol van een ander. Hij is niet zichzelf, maar doet alsof hij iemand anders is (vgl. 2Sm 14:2). Timotheüs doet niet alsof, hij wordt niet door valsheid gekenmerkt, maar hij is echt. Ook daarom wil Paulus hem graag zien. Jij bent toch ook graag in het gezelschap van echte gelovigen, van mensen die echt met de Heer leven?

Het geloof woont in hem, het heeft er zijn thuis. Geloof is voor hem geen bijzaak, iets voor speciale gelegenheden. Hij heeft daar trouwens goede voorbeelden van gehad. Paulus herinnert hem aan zijn grootmoeder en moeder. Dit is een voorbeeld van de in de generaties werkende genade van God. Er verandert veel, de afval van het geloof gaat door, maar er zijn ook dingen die blijven. Er zullen er altijd zijn die een ongeveinsd geloof in Hem hebben.

Paulus herinnert niet aan geloofshelden uit een ver verleden, uit lang vervlogen tijden, maar aan voorbeelden dichtbij, namelijk zijn moeder en grootmoeder. Dat betekent voor jou: Kijk om je heen en je zult zeker voorbeelden bij je in de buurt vinden in wie het geloof woont. De toetssteen is de trouw en gehoorzaamheid aan Gods Woord.

2Tm 1:6. Als er in jou ongeveinsd geloof woont, dan is dat een reden om je eraan te herinneren dat je een “genadegave van God” hebt ontvangen en dat je die ook moet gebruiken. Het kan allemaal best moeilijk zijn in de gemeente, maar voor het geloof ligt hier een uitdaging. Timotheüs moet eraan worden herinnerd. Misschien jij ook wel. Zijn we allemaal niet geneigd om moeilijkheden uit de weg te gaan?

Paulus geeft Timotheüs nog een extra stimulans om zijn genadegave (weer) te laten ‘vlammen’. Hij herinnert hem aan de manier waarop hij die genadegave heeft gekregen. Dat is namelijk doordat Paulus hem de handen heeft opgelegd. In zijn eerste brief heeft Paulus hem ook in zijn dienst bemoedigd. Die bemoediging daar is de herinnering dat anderen al hebben aangekondigd dat er een dienst voor hem klaarlag (1Tm 1:18). Daarna hebben ook de oudsten hem de handen opgelegd (1Tm 4:14) en zich zo met zijn dienst een verklaard.

Als hij in een zwak ogenblik denkt dat hij het zich allemaal maar inbeeldt, kan hij daaraan terugdenken. En hier komt er een derde herinnering ter bemoediging bij: Paulus heeft hem persoonlijk die genadegave verleend. Die gebeurtenis zal Timotheüs zich ongetwijfeld herinneren.

2Tm 1:7. Uiteindelijk heeft ook Paulus niet gehandeld naar eigen inzicht, maar in opdracht van God. Elke gave komt van God, het is ‘de genadegave van God’. Daarom is wat hier tegen Timotheüs wordt gezegd, ook voor jou een bemoediging. Jij mag, net als Timotheüs, weten wat God je heeft gegeven.

Als je op de omstandigheden gaat letten, zou je bang kunnen worden. Allerlei argumenten kunnen er bij je opkomen, waardoor je de genadegave die je is gegeven niet gebruikt. Je kunt denken dat het toch allemaal geen zin heeft, of je kunt ook bang worden voor de tegenstand die jouw optreden kan oproepen. Deze bangheid is een soort lafheid, een angst om je gezicht te verliezen of om uitgelachen te worden. Paulus wijst erop dat deze “geest van bangheid” niet van God komt (vgl. Jh 14:27; 1Jh 4:18).

Wat wel van God komt, is Zijn Heilige Geest, Die Zich in jou wil bewijzen als een Geest “van kracht, liefde en bezonnenheid”.

1. Je mag weten dat God bij de gave die Hij geeft, voor de uitoefening daarvan door Zijn Heilige Geest ook de noodzakelijke kracht en bekwaamheid geeft.

2. De uitoefening van een gave vraagt ook zelfopoffering, want de gave is niet bedoeld om jezelf te stichten, maar om anderen mee te dienen. Daarom zal de Heilige Geest je de liefde geven als het ware motief om te dienen.

3. Ten slotte is het ook belangrijk dat je in de uitoefening van je gave bezonnen, dat is met zelfbeheersing, te werk gaat. Dit gebeurt door je eigen geest af te stemmen op de Heilige Geest, zodat je weet dat Hij je leidt en dat je niet handelt vanuit een ongecontroleerde impulsiviteit (vgl. 1Ko 14:32). De Heilige Geest brengt je tot weloverwogen handelingen en woorden. Het getuigt niet van een werk van de Geest als iemand zegt: ‘Ik kon niet anders, de Geest drong mij ertoe.’

Nog even over de volgorde van deze drie aspecten waarin het werk van de Heilige Geest op te merken is. De ‘liefde’ staat tussen ‘kracht’ en ‘bezonnenheid’ in. Liefde staat in het centrum. Het draait om de liefde. De liefde is de olie tussen kracht en bezonnenheid, waardoor beide aspecten goed ‘lopen’.

Je ziet dat ook in 1 Korinthiërs 12-14. 1 Korinthiërs 12 somt de gaven op en in 1 Korinthiërs 14 gaat het om de uitoefening ervan. Het hoofdstuk daartussenin, 1 Korinthiërs 13, gaat over de liefde. De gaven van 1 Korinthiërs 12 kunnen alleen worden uitgeoefend zoals in 1 Korinthiërs 14 beschreven wordt als het motief voor de uitoefening de liefde is die in 1 Korinthiërs 13 wordt beschreven.

2Tm 1:8. God heeft ons Zijn Geest gegeven om door de Geest vrijmoedig van de Heer Jezus te getuigen. Zo zie je Petrus, die zich eerst voor zijn Heer heeft geschaamd en Hem heeft verloochend (Mk 14:66-72), door de Heilige Geest op de Pinksterdag met grote vrijmoedigheid van zijn Heer getuigen (Hd 2:14; 36). De kracht van de Heilige Geest is ons gegeven om van onze Heer te getuigen en niet om allerlei spectaculaire tekenen en wonderen te verrichten om daardoor de interesse van mensen op te wekken.

We hebben allemaal deze woorden nodig om niet ontmoedigd te worden. Het getuigenis dat wij als christenen geven, is vaak zo, dat we ons ervoor moeten schamen. Als gelovigen lauw en wereldsgezind worden en wanneer toegewijde getuigen de mond wordt gesnoerd, is er moed nodig om zelf toch door te gaan.

Paulus verbindt zichzelf aan het getuigenis van de Heer Jezus. Dat is geen grootspraak, maar werkelijkheid. Hij zit immers gevangen vanwege het getuigenis dat hij van zijn Heer heeft afgelegd. Hij ziet zichzelf trouwens niet als een gevangene van Nero, maar van zijn Heer. Zijn getuigenis van Hem heeft hem verdrukking bezorgd.

Timotheüs wordt, en jij net zo goed, opgeroepen de verdrukking die het evangelie met zich meebrengt, bewust te aanvaarden en niet uit de weg te gaan. Het evangelie prediken en verdrukking horen bij elkaar. De kracht van God stelt je in staat die verdrukking te ondergaan, niet als een noodlot, maar als een voorrecht (Hd 5:41).

Lees nog eens 2 Timotheüs 1:3-8.

Verwerking: Op welke manier kun jij jouw genadegave aanwakkeren?

Gods eigen voornemen

2Tm 1:9. Na de opdracht die Paulus zijn jonge vriend Timotheüs heeft gegeven en waarin hij ook jou heeft aangespoord, volgen twee verzen met een geweldige inhoud. Wat in deze verzen staat, is daarom zo geweldig omdat de inhoud ervan helemaal gaat over wat God in Christus Jezus met jou heeft gedaan. Het gaat niet over jou en je zwakheid of falen. Het gaat ook niet over het verval waardoor je zo ontmoedigd kunt raken en ook niet over vijandschap waardoor je bang wordt om te getuigen. Nee, deze verzen tillen je boven alle moeilijkheden uit en vertellen je over het voornemen van God dat Hij al had, voordat de wereld bestond, ”vóór [de] tijden van de eeuwen”. Zijn voornemen staat los van het hele probleem van de zonde en de gevolgen daarvan, waarvan pas sprake is, nadat de werelden geschapen zijn.

In Zijn voornemen heeft Hij ook aan jou gedacht. Hij heeft Zich voorgenomen om jou te “behouden”. En het is niet bij een voornemen gebleven. Hij heeft het ook uitgevoerd. Als wij ons iets voornemen, moeten we achteraf vaak constateren dat er niets van is terechtgekomen of dat er iets aan ontbreekt. Dat is bij God onmogelijk. Hij heeft je behouden. Dit is een daad van God die volmaakt is verricht (Ef 2:5) en niet kan worden tenietgedaan (Jh 10:28-29). Hij heeft die daad verricht door je te roepen. Door je te behouden heeft God je volkomen bevrijd van al je zonden en uit de macht van de zonde en van de wereld (Gl 1:4).

Hij heeft ook een doel met je leven. Hij heeft je een “heilige roeping” gegeven. Hij heeft je geroepen om heilig voor Hem te leven, afgezonderd van alles waarvan Hij je heeft verlost en volledig aan Hem toegewijd. Er is een machtige verandering gekomen zowel in je positie als in het doel van je leven. Wat je positie betreft, ben je veranderd van iemand die onder de toorn van God lag in iemand die behouden is. Je hoeft niet meer bang te zijn voor Gods oordeel. Wat je levensdoel betreft, ben je veranderd van iemand die alleen voor zichzelf leefde en de hel in het vooruitzicht had in iemand die voor God leeft en eeuwig bij Hem zal zijn.

Je begrijpt wel dat jij daar zelf niets aan hebt bijgedragen. Dat heeft God ook niet gevraagd en dat zou je ook niet kunnen. Jouw werken hebben alleen maar het oordeel over je afgeroepen. Nee, die geweldige verandering is alleen aan Gods “eigen voornemen” te danken. En jij hebt er deel aan gekregen door “[de] genade die ons gegeven is in Christus Jezus”. Genade herinnert je eraan dat jij geen enkel recht van jouw kant op deze zegeningen kon laten gelden. Het wijst op Gods soevereine voornemen. Voor de uitvoering van Zijn voornemen en om jou aan die genade deel te laten krijgen, heeft God tot Zijn grote vreugde in Christus Jezus een onwankelbare basis. In Hem heeft Hij Zijn raadsbesluit ook aan jou kunnen waarmaken.

Elke zegen die God aan welk mens dan ook geeft, geeft Hij nooit om wie de mens is, maar om Wie Christus Jezus is. Hij heeft Zich in Zijn voornemen laten leiden door Wie Christus Jezus is. God waardeert Zijn Persoon zo hoog, dat Hij Zijn hele voornemen aan Hem heeft verbonden. Jij kon in Zijn voornemen alleen een plaats hebben omdat Hij jou in Christus Jezus zag.

Kun jij begrijpen dat jij daaraan deel hebt gekregen? Ik voor mezelf niet. Maar het ligt ook niet aan mijn of jouw begrip of het waar is. Het is waar omdat God het heeft gedaan en wel, zoals al gezegd, vóór de schepping van de hemel en de aarde, “vóór [de] tijden van de eeuwen”. Dat garandeert tegelijk dat niets wat er sinds de schepping is gebeurd, aan dit voornemen van God ook maar het geringste kan veranderen.

2Tm 1:10. Toch zouden we van Gods voornemen niets hebben geweten als Hij dat niet had geopenbaard door de verschijning van onze Heiland Christus Jezus. Het voornemen van God was verborgen in Zijn raadsbesluit, maar God heeft Zijn voornemen geopenbaard toen Christus Jezus verscheen, in Wie Hij jou die grote genade tot deelname aan Zijn voornemen kon geven. Maar let op! Aan de naam ‘Christus Jezus’ laat Paulus de naam ‘Heiland’ voorafgaan. Het gaat om Zijn verschijning bij Zijn eerste komst op aarde. Toen kwam Hij als ‘Heiland’, wat ‘Behouder’ betekent.

Zie je door Wie God jou kon behouden? De naam ‘Heiland’ herinnert aan Zijn werk op het kruis. Het werk dat Hij daar heeft verricht, heeft aan God de mogelijkheid gegeven Zijn voornemen uit te voeren om jou te behouden en met een heilige roeping te roepen. Jij kon er slechts deel aan krijgen als de Heiland de dood zou tenietdoen. De dood, het loon van de zonde (Rm 6:23a), vormde de barrière voor de uitvoering van Gods voornemen. Die hindernis is door onze Heiland van zijn kracht beroofd, doordat Hij Zelf in de dood ging en daaruit weer opstond.

In Zijn opstanding is “leven en onvergankelijkheid aan het licht gebracht”. De kracht van het ‘leven’ dat Hem eigen is, is door Zijn opstanding bewezen. Zijn leven heeft getriomfeerd over de dood. Niet de dood, maar het leven is overwinnaar. Je zou dat niet hebben geweten als de Heer Jezus niet was gestorven en opgestaan. Je hebt eeuwig leven gekregen, want de Heer Jezus, de Zoon van God, is het eeuwige leven. Wie de Zoon heeft, heeft het leven (1Jh 5:12). De Zoon is de waarachtige God en het eeuwige leven (1Jh 5:20). Jij gelooft in de Heer Jezus, jij hebt de Zoon als je leven.

Er is nog iets aan het licht gebracht en wel ‘onvergankelijkheid’. Dat slaat op het lichaam. Het lichaam dat je nu hebt, is niet onvergankelijk. Hoe ouder je wordt, des te meer merk je hoe het aftakelt, hoe het inboet aan kracht en hoe het zijn jeugdige schoonheid verliest. Wanneer de Heer Jezus komt, krijg je een lichaam dat niet door slijtage is aan te tasten. Dat lichaam blijft in al zijn frisheid en ongereptheid tot in alle eeuwigheid bestaan. Ook dat is het resultaat van de overwinning die de Heer Jezus over de dood heeft behaald. Je ziet dat het allemaal waarheden, geloofsfeiten, zijn die volledig buiten jou om tot stand zijn gekomen. Dat geldt zowel voor het voornemen van God als voor wat de Heer Jezus heeft gedaan toen Hij op aarde verscheen.

Nu is er nog wel een vraag die beantwoord moet worden en dat is deze: Hoe heeft God ervoor gezorgd dat Zijn voornemen door jou zou worden gezien en dat jij het werk van de Heer Jezus zou aanvaarden als ook voor jou volbracht? Het antwoord op die vraag is: Dat is gebeurd “door het evangelie”. Het evangelie is het middel waardoor jij hebt gehoord over God en wat de Heer Jezus heeft gedaan en hoe noodzakelijk Zijn werk voor jou was. Toen je het evangelie aannam, ben je daardoor behouden geworden en heb je aan al deze geweldige dingen deel gekregen.

2Tm 1:11. God heeft Paulus aangesteld om dit evangelie te prediken. Deze blijde boodschap – dat is de betekenis van het woord ‘evangelie’ – predikte hij niet alleen tot de Joden. Dit voornemen van God dateert van vóór de grondlegging van de wereld en staat los van het onderscheid tussen Joden en heidenen. De dienst van Paulus in het evangelie strekt zich uit naar alle mensen van alle volken.

Voor deze dienst als “prediker” heeft hij een aanstelling van God gekregen. Je moet hierbij denken aan een heraut, een bode die met officieel gezag bekleed is om officiële boodschappen van bijvoorbeeld koningen of stadsraden door te geven. Hij mag daarbij niets aan de inhoud van de boodschap veranderen. Zo predikt Paulus het evangelie.

Ook heeft God hem aangesteld als “apostel”. Dat heeft meer te maken met een bepaalde positie. God heeft hem gezonden, en wie hem verwerpt, verwerpt God, zijn Zender.

Ten slotte is hij ook “leraar”. Hij leert de inhoud van het evangelie. Die inhoud is Christus Jezus. Paulus legt uit Wie Hij is en wat Hij heeft gedaan.

2Tm 1:12. Paulus gelooft met zijn hele hart in het evangelie. Als hij het predikt, legt hij zijn hele hart erin. Daar zitten de mensen, en zeker de Joden, niet echt op te wachten. Deze ijver van Paulus in het evangelie is de reden van het lijden dat hij ondergaat. Maar dat brengt geen verandering in zijn overtuiging.

Hij heeft Timotheüs aangespoord zich niet te schamen (2Tm 1:8). Dat kan hij doen omdat hij zich ook zelf niet schaamt. Hij wordt door geen enkele tegenstand in verwarring gebracht. Dat komt omdat hij niet gelooft in een dogma, een leerstelling, maar in een Persoon. Hij weet “Wie” hij heeft geloofd. Hij leeft vanuit een levende relatie met die Persoon.

Hij kent de kracht van die Persoon. Met die God heeft hij al zoveel ervaringen opgedaan, dat hij daardoor nu een diepgewortelde overtuiging bezit aangaande Hem. Hij heeft vele malen ervaren waartoe God in staat is. God is niet van de troon gestoten, maar heeft alle macht. Aan Hem heeft Paulus zijn pand toevertrouwd. Dit pand is het evangelie dat God hem heeft toevertrouwd (vgl. 2Tm 1:14; 1Tm 6:20). Hij zit gevangen en kan niet meer vrij rondreizen en zo met zijn pand werken, maar God blijft en Paulus weet dat Hij verder zal werken met dit pand.

Zo wordt het evangelie nog steeds gepredikt en ook zijn brief wordt nog steeds gelezen, zoals jij nu doet. Zoals Paulus de resultaten van zijn dienst in de handen van de Heer legt, zo mag jij dat ook doen. We hoeven de ontwikkelingen niet zelf in de hand te houden. Het is niet onze zaak, het is de gemeente van God. We mogen er zeker van zijn dat wat we bij Hem in bewaring geven, bij Hem veilig is. Diefstal of verlies is onmogelijk.

De zekerheid van de bewaring heeft een geldigheidsduur, en wel “tot die dag”, dat is de dag van de verschijning van de Heer Jezus. Het is de dag waarop de Heer Jezus alles zal belonen. Voor de hoogte van de beloning kijkt de Heer niet naar het succes dat je hebt behaald, maar of je trouw bent geweest in wat Hij je heeft opgedragen. Dan zul je, net als Paulus, alles wat je aan Hem hebt toevertrouwd, bij Hem terugvinden. Tot zo’n opstelling kom je alleen als je weet in Wie je hebt geloofd.

Lees nog eens 2 Timotheüs 1:9-12.

Verwerking: Wat leer je in deze verzen kennen van het voornemen en de genade van God?

Woord, Geest en barmhartigheid

2Tm 1:13. In de vorige verzen heeft Paulus zijn absolute vertrouwen in de Heer Jezus uitgesproken. Dat is voor Timotheüs, en is ook voor jou, natuurlijk een grote aansporing hetzelfde te doen. Er is nóg een absoluut betrouwbaar houvast in een tijd van verval. Dat houvast heb je in “de gezonde woorden”. Paulus wijst Timotheüs erop dat hij ‘de gezonde woorden’ die hij van hem heeft gehoord, “tot voorbeeld” moet houden.

Het woord ‘voorbeeld’ is een ‘schets’ of ‘model’ of ‘patroon’ van een opbouw, rangschikking, constructie. Paulus spreekt hier over het geïnspireerde Woord van God. Dat moet compleet worden vastgehouden. Daarvan mag je niets prijsgeven. Niet alleen de inhoud of de boodschap is belangrijk, maar ook de woorden en de volgorde daarvan zijn door God gegeven met het doel dat we daaraan vasthouden.

Belijdenisgeschriften kunnen wel proberen om Gods Woord in menselijke woorden te verklaren, maar ze blijven woorden van mensen en daarom onvolmaakt. Ze beschermen ook niet tegen de grofste dwaalleer. Alleen Gods Woord is volmaakt en geeft volledig garantie tegen afdwaling als we dat tot voorbeeld houden. Elk woord ervan staat op de plaats waar God het wilde hebben. Gods Woord is niet te verbeteren. Laat je niet in de war brengen door uitspraken als: ‘Het gaat niet om de woordkeus, maar om de boodschap.’ Het gaat wel degelijk ook om de woordkeus.

Ik denk dat een waarschuwing voor moderne vertalingen van de Bijbel op zijn plaats is. Ik bedoel daarmee niet dat een vertaling in zo oud mogelijk Nederlands de meest betrouwbare is. Het gebruik van hedendaags Nederlands sluit een goede vertaling vanuit de grondtekst zeker niet uit. Waar het om gaat, is dat de Bijbel alleen betrouwbaar kan worden vertaald door mensen die een levend geloof in de Heer Jezus en grote eerbied voor Gods Woord hebben.

Het maken van een betrouwbare vertaling is niet afhankelijk van een techniek of wetenschap, maar van kundigheid gekoppeld aan de juiste benadering van Gods Woord. Die juiste benadering bestaat uit het diepe besef van de heiligheid en het gezag van elk woord dat God in Zijn Woord heeft laten opschrijven. Als dat ook jouw gezindheid is bij het lezen van Gods Woord, zul je de bewarende kracht ervaren die van het Woord uitgaat. De kans dat je een prooi wordt van dwaalleringen, is dan uitgesloten.

Het oorspronkelijke woord voor ‘gezond’ heeft met hygiëne te maken en is ook met ‘gezond makend’ te vertalen. De woorden van Paulus, die geïnspireerd zijn, hebben de bedoeling om geestelijke gezondheid te bewerken. Tegelijk voegt Paulus er nog iets aan toe, namelijk dat het voorbeeld van de gezonde woorden wordt vastgehouden “in geloof en liefde die in Christus Jezus is”. Als Gods Woord niet met de Persoon van Christus wordt verbonden, wordt het geloof in de letter van de Schrift een dode vorm. Je kunt de waarheid alleen vasthouden als je het Woord benadert in geloof en liefde. Dit zijn twee aspecten of activiteiten van het nieuwe leven waarvan Christus de bron is.

Het gaat om geloof en liefde die in Hem aanwezig en te vinden zijn. Je moet daarvoor bij Hem zijn. Van Hem leer je hoe het dagelijks geloofsvertrouwen zich richt op God. Je ziet dat in Zijn leven op aarde. Van Hem leer je ook hoe de liefde van God zich richt tot mensen.

Deze toevoeging is belangrijk omdat anders het model een sjabloon zou worden, waardoor het levende geloofsleven wegzakt en verwordt tot een dode orthodoxie. Als geloof en liefde in Christus de werkzame elementen zijn om het voorbeeld vast te houden, zul je de steun van het Woord ondervinden. Al kun je dan bij de gemeente als geheel geen steun vinden vanwege het verval dat is binnengekomen, dan zul jij, al ben je alleen, die steun toch vinden in Gods Woord.

2Tm 1:14. En er is nóg een bemoediging. Na te hebben gewezen op de Heer Jezus en het Woord van God spreekt Paulus over “de Heilige Geest Die in ons woont”. Paulus staat op het punt de martelaarsdood te sterven en naar zijn Heer te gaan. Timotheüs zal nog hier moeten blijven en jij bent hier ook nog steeds. De omstandigheden zullen er niet gemakkelijker op worden en jij zult dat beamen. De afval is alleen maar toegenomen. De aanvallen op de dienst van Timotheüs zullen heviger worden. Als jij de Heer wilt dienen, zul je dat ook ervaren. Door alles zal de druk op hem, en jou, groter worden om het toevertrouwde pand prijs te geven. Maar luister: je wordt aangespoord te bewaren wat je is toevertrouwd.

Paulus noemt het pand ‘goed’, dat wil zeggen mooi, van Goddelijke waarde. Ook jou zijn al de gezonde woorden van de Schrift toevertrouwd als een pand van Goddelijke waarde. Dat pand moet je bewaren, daarvan mag je niets prijsgeven. Dat hoef je niet in eigen kracht te doen. Je kunt het ook niet in eigen kracht. Je wordt erop gewezen dat de Heilige Geest in je woont. Hij geeft je de nodige kracht om te bewaren wat je is toevertrouwd.

Elk deel van de waarheid dat je hebt leren zien en waarvoor je God hebt gedankt, ligt onder vijandelijk vuur. Maar in jou woont Hij Die groter is dan hij die in de wereld is (1Jh 4:4). Hij stelt je in staat om elke aanval van de vijand op de waarheid af te slaan. Zorg er wel voor dat je de Heilige Geest niets in de weg legt om de complete controle over jouw leven te hebben.

2Tm 1:15. Je hoeft niet op al te veel steun van anderen te rekenen in je strijd ”voor het geloof dat eenmaal aan de heiligen is overgeleverd” (Jd 1:3). Paulus wijst Timotheüs op de gelovigen in Asia. Het is Timotheüs bekend dat allen in Asia zich van de apostel hebben afgewend, terwijl hij in dat gebied toch intensief het evangelie heeft gepredikt. De velen die daar tot geloof zijn gekomen, heeft hij Gods gedachten onderwezen.

Hoe hij de gelovigen daar heeft gediend, kun je bijvoorbeeld lezen in de brieven aan de Thessalonicenzen en de brief aan de Efeziërs. De oudsten van Efeze hebben met tranen afscheid van hem genomen, het meest bedroefd dat ze hem nooit meer zouden zien (Hd 20:37-38). Er zijn enkele jaren voorbijgegaan. En hoe is het nu? De goede herinneringen aan Paulus zijn vervaagd. Ze hebben zich zelfs van hem afgewend!

De man aan wie ze zoveel te danken hebben, wordt door hen allen verworpen, dus niet zomaar door een enkeling. Waarom? Misschien schamen zij zich voor hem, de arme gevangene die bij de overheid in ongenade is gevallen. Ze hebben natuurlijk het christendom niet opgegeven, maar wat hen betreft, benadrukt Paulus het christen zijn toch wel wat te sterk. Je hoeft toch niet je best te doen om vijanden te maken? Dat is waar, maar een trouwe getuige maakt nu eenmaal vijanden. Hij doet het er niet om, maar trouw aan de Heer en Zijn waarheid maakt vijandschap openbaar.

Paulus zit gevangen omdat hij van de waarheid heeft getuigd. Daarom is het zich afwenden van Paulus ook het zich afwenden van de waarheid die Paulus predikt. Dat heeft zijn gevangenschap erg verzwaard. Twee van hen die zich van hem hebben afgewend, noemt hij bij name. Het moet nodig zijn geweest deze namen te noemen. Het is niet onwaarschijnlijk dat het leidende broeders zijn met grote invloed, die hun invloed en de uitschakeling van Paulus misbruiken om de gemeente op een verkeerd spoor te zetten. Door hun namen te noemen ontmaskert Paulus hen.

2Tm 1:16. Hij noemt nog een naam, maar die noemt hij met blijdschap. De trouw van Onesíforus en zijn huis is voor hem een weldaad geweest te midden van alle ontrouw die hij heeft ervaren. Deze trouwe gelovige heeft zich niet geschaamd voor Gods trouwe dienaar. Onesíforus heeft de apostel in de hitte van de vervolging “verkwikt”, een woord dat letterlijk ‘verkoelen’ betekent. Deze verfrissing heeft Paulus ervaren toen hij in zijn gevangenschap ineens het gezicht van Onesíforus zag verschijnen.

2Tm 1:17. Wat moet het de eenzame gevangene goed hebben gedaan, iemand op bezoek te krijgen die zich heeft ingespannen om bij hem te komen. Het is niet gemakkelijk geweest om Paulus te vinden, maar wat zal er door Onesíforus een golf van dankbaarheid aan de Heer zijn gegaan toen hij Paulus omhelsde. Zijn moeite is niet tevergeefs geweest. En wat zal Paulus de Heer hebben gedankt. Heb jij ook wel eens die verkwikking ervaren, als gelovigen je lieten weten dat ze voor je baden of hulp boden als je het moeilijk had?

Onesíforus had geen adres, maar hij zal gebeden hebben of de Heer hem naar Paulus wilde leiden. Dat heeft de Heer gedaan, maar niet door hem via de kortste en snelste weg naar Paulus te brengen. Nee, Onesíforus heeft keer op keer de Heer moeten vragen of hij op de juiste weg was. Als je de Heer om leiding vraagt om ergens te komen waarvan je weet dat Hij je daar hebben wil, betekent het niet dat je vlotjes dat doel zult bereiken. De Heer wil dat je er moeite voor doet. Daardoor wil Hij je leren van stap tot stap van Hem afhankelijk te zijn.

2Tm 1:18. Paulus wenst dat de Heer het huis van Onesíforus de door hem ondervonden barmhartigheid zal belonen met barmhartigheid (Mt 5:7). Zijn ‘huis’ – het lijkt erop dat hij getrouwd was en kinderen had en misschien zelfs personeel – stond volledig achter de acties van Onesíforus. Ze hebben hem laten gaan en zullen hem de groeten en mogelijk goederen hebben meegegeven voor Paulus. Wat is het een zegen, als er ook vandaag gezinnen zijn waar alle leden van de familie trouw willen blijven aan de waarheid en zich inzetten voor hen die deze verkondigen.

Dan wenst Paulus nog dat de Heer Onesíforus barmhartigheid te vinden zal geven van de Heer “in die dag” (vgl. Jd 1:21). Hiermee voegt Paulus aan zijn eerdere wens toe dat de Heer Onesíforus voor de rechterstoel zal belonen voor zijn inzet. ‘Die dag’ is weer de dag dat de Heer zal verschijnen met Zijn loon bij Zich (2Tm 1:12; Op 22:12).

Onesíforus is voor Timotheüs geen onbekende. Hij heeft hem in Efeze leren kennen en kan vertellen, zelfs beter dan Paulus, hoe deze man zich eraan heeft gewend om de Heer en Zijn zaak te dienen. Het is mooi als er mensen in een plaatselijke gemeente zijn van wie gezegd kan worden dat zij veel diensten hebben bewezen. Zal het geen vreugde voor de Heer en de gemeente zijn als dit na verloop van tijd ook van jou gezegd zal kunnen worden?

Lees nog eens 2 Timotheüs 1:13-18.

Verwerking: Hoe houd jij de gezonde woorden tot voorbeeld?

© 2023 Auteur G. de Koning

Niets uit de uitgaven mag - anders dan voor eigen gebruik - worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden d.m.v. druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van 'Stichting Titus' / 'Stichting Uitgeverij Daniël', Zwolle, Nederland, of de auteur.





Bible Hub


1 Timothy 6
Top of Page
Top of Page