Dutch Staten Vertaling 1Een gebed des verdrukten, als hij overstelpt is, en zijn klacht uitstort voor het aangezicht des HEEREN. (1a) O HEERE! hoor mijn gebed, en laat mijn geroep tot U komen. 2Verberg Uw aangezicht niet voor mij, neig Uw oor tot mij ten dage mijner benauwdheid; ten dagen als ik roep, verhoor mij haastelijk. 3Want mijn dagen zijn vergaan als rook, en mijn gebeenten zijn uitgebrand als een haard. 4Mijn hart is geslagen en verdord als gras, zodat ik vergeten heb mijn brood te eten. 5Mijn gebeente kleeft aan mijn vlees, vanwege de stem mijns zuchtens. 6Ik ben een roerdomp der woestijn gelijk geworden, ik ben geworden als een steenuil der wildernissen. 7Ik waak, en ben geworden als een eenzame mus op het dak. 8Mijn vijanden smaden mij al den dag; die tegen mij razen, zweren bij mij. 9Want ik eet as als brood, en vermeng mijn drank met tranen. 10Vanwege Uw verstoordheid en Uw groten toorn; want Gij hebt mij verheven, en mij weder nedergeworpen. 11Mijn dagen zijn als een afgaande schaduw, en ik verdor als gras. 12Maar Gij, HEERE! blijft in eeuwigheid, en Uw gedachtenis van geslacht tot geslacht. 13Gij zult opstaan, Gij zult U ontfermen over Sion, want de tijd om haar genadig te zijn, want de bestemde tijd is gekomen. 14Want Uw knechten hebben een welgevallen aan haar stenen, en hebben medelijden met haar gruis. 15Dan zullen de heidenen den Naam des HEEREN vrezen, en alle koningen der aarde Uw heerlijkheid. 16Als de HEERE Sion zal opgebouwd hebben, in Zijn heerlijkheid zal verschenen zijn, 17Zich gewend zal hebben tot het gebed desgenen, die gans ontbloot is, en niet versmaad hebben hunlieder gebed; 18Dat zal geschreven worden voor het navolgende geslacht; en het volk, dat geschapen zal worden, zal den HEERE loven; 19Omdat Hij uit de hoogte Zijns heiligdoms zal hebben nederwaarts gezien; dat de HEERE uit den hemel op de aarde geschouwd zal hebben; 20Om het zuchten der gevangenen te horen, om los te maken de kinderen des doods; 21Opdat men den Naam des HEEREN vertelle te Sion, en Zijn lof te Jeruzalem; 22Wanneer de volken samen zullen vergaderd worden, ook de koninkrijken, om den HEERE te dienen. 23Hij heeft mijn kracht op den weg ter nedergedrukt; mijn dagen heeft Hij verkort. 24Ik zeide: Mijn God! neem mij niet weg in het midden mijner dagen; Uw jaren zijn van geslacht tot geslacht. 25Gij hebt voormaals de aarde gegrond, en de hemelen zijn het werk Uwer handen; 26Die zullen vergaan, maar Gij zult staande blijven; en zij alle zullen als een kleed verouden; Gij zult ze veranderen als een gewaad, en zij zullen veranderd zijn. 27Maar Gij zijt Dezelfde, en Uw jaren zullen niet geeindigd worden. 28[ (Psalms 102:29) De kinderen Uwer knechten zullen wonen, en hun zaad zal voor Uw aangezicht bevestigd worden. ] BIJBEL -- DAT IS DE GANSE HEILIGE SCHRIFT -- DOOR LAST VAN DE HOOG-MOGENDE HEREN STATEN-GENERAAL DER VERENIGDE NEDERLANDEN EN VOLGENS HET BESLUIT VAN DE SYNODE NATIONAAL GEHOUDEN TE DORDRECHT IN DE JAREN 1618 EN 1619 UIT DE OORSPRONKELIJKE TALEN IN ONZE NEDERLANDSE TAAL GETROUWELIJK OVERGEZET -- BEVATTENDE AL DE KANONIEKE BOEKEN VAN HET -- OUDE EN NIEUWE TESTAMENT -- Based on electronic edition from http://www.coas.nl/bijbel. Bible Hub |