Jeremia 37
Jeremiah 37 Kingcomments Bijbelstudies

Verzoek van Zedekia

Zedekia, de broer van Jojakim, wordt koning in de plaats van Chonia of Jojachin, de zoon van Jojakim (Jr 37:1; 2Kr 36:10). Daarmee wordt het woord van oordeel over de goddeloze Jojakim vervuld (Jr 36:30). Zedekia wordt koning omdat Nebukadnezar hem koning maakt. Met het aantreden van Zedekia als koning over Juda begint de laatste fase van het tweestammenrijk in het land. Zedekia is een man die niet naar de woorden van de HEERE luistert, net zomin als zijn dienaren en de bevolking van het land (Jr 37:2). Zo algemeen is de afval.

Dat hij niet naar de woorden van de HEERE luistert, betekent niet dat hij met de HEERE heeft afgerekend, zoals Jojakim in het vorige hoofdstuk. Er is een zekere godsdienstigheid. Zijn vraag aan Jeremia om voor hem te bidden, dat wil zeggen de HEERE voor hem te raadplegen, spreekt daarvan (Jr 37:3). Hij gebruikt de HEERE echter alleen voor zijn eigen belangen, want hij is helemaal niet van plan om Hem te gehoorzamen. Jeremia is voor hem meer een toekomstvoorspeller dan een profeet van God. Hij heeft Jeremia al eerder geraadpleegd, maar niets gedaan met wat deze namens de HEERE tegen hem heeft gezegd (Jr 21:1-10).

Jeremia heeft nog bewegingsvrijheid (Jr 37:4). De stad is al in handen van Nebukadnezar, maar is in opstand gekomen. De legers van de koning van Babel liggen voor de stad. Als de Chaldeeën horen dat het leger van de farao uit Egypte is opgetrokken om Jeruzalem te bevrijden (Jr 37:7), trekken ze van Jeruzalem weg om tegen de farao te strijden (Jr 37:5).

Antwoord van Jeremia

Het wegtrekken van het leger van Nebukadnezar geeft de inwoners van Jeruzalem hoop. Die hoop zal echter ijdel blijken te zijn. Dat blijkt uit het woord van de HEERE tot Jeremia (Jr 37:6). Jeremia moet tegen Zedekia zeggen dat het leger van de farao zal terugkeren naar Egypte (Jr 37:7). Ze zullen er dan ook niet in slagen Jeruzalem te helpen. Integendeel, het weggetrokken leger van Nebukadnezar zal terugkomen naar Jeruzalem en de stad innemen en verbranden (Jr 37:8).

De HEERE laat het nog eens horen dat ze zichzelf niet moeten bedriegen met de bedrieglijke woorden dat de Chaldeeën wel zullen weggaan, want dat zullen ze niet (Jr 37:9)! Het is zelfs zo, dat al zouden zij zelf tegen het leger van de Chaldeeën strijden en het verslaan, en er zouden slechts enkele zwaargewonde Chaldeeuwse mannen overblijven, die mannen dan Gods voornemen zouden uitvoeren (Jr 37:10).

Jeremia aangeklaagd voor verraad

Als het leger van de Chaldeeën is weggetrokken van Jeruzalem en de omsingeling is opgeheven, is er weer vrijheid om de stad uit te gaan (Jr 37:11). Jeremia gebruikt die vrijheid ook, want hij heeft een erfdeel in Benjamin en dat kan hij nu gaan aanvaarden (Jr 37:12).

Maar het blijkt nog te vroeg te zijn om het in bezit te nemen. Hij wordt in elk geval tegengehouden door de wachtcommandant op het moment dat hij via de Benjaminpoort de stad uit wil gaan (Jr 37:13). De Benjaminpoort heet zo, omdat achter die poort de weg naar het gebied van Benjamin loopt. De wachtcommandant Jeria, de zoon van Selemja – en waarschijnlijk de broer van Juchal (Jr 37:3) – grijpt hem vast en beschuldigt hem ervan dat hij wil overlopen naar de Chaldeeën. Jeremia ontkent dat krachtig, maar zijn verweer is tevergeefs (Jr 37:14). Jeria houdt hem in zijn greep en brengt hem naar de vorsten, de leiders en rechters van de stad.

De vorsten worden heel kwaad op Jeremia (Jr 37:15). Zonder vorm van proces slaan ze hem en zetten hem in de gevangenis. Die gevangenis is het huis van de schrijver Jonathan dat ze tot gevangenis hebben gemaakt. Als het huis van een schrijver een gevangenis is geworden, wijst dat er wel op dat de schrijver niet een schrijver is die over de vrijheid van de HEERE schrijft. In dat huis wordt Jeremia, de profeet van de HEERE, die de woorden van de HEERE heeft laten opschrijven, vastgezet. Dit is zijn tweede gevangenschap na een eerdere korte (Jr 20:1-3).

Jeremia wordt gevangengenomen omdat ze een grote hekel hebben aan zijn boodschap. Ze haten hem omdat hij het woord van God heeft gepredikt. Het is voor hen de uitgelezen kans deze man het zwijgen op te leggen. De beschuldiging is verzonnen, maar ze geloven die zelf en vinden daarin een motief om hun geweten het zwijgen op te leggen. Het is als met de tegenstand tegen de prediking van de apostelen en profeten en in het bijzonder tegen die van de Heer Jezus.

Jeremia in de gevangenis

Jeremia verblijft “vele dagen” in de gevangenis, in de diepst verstopte en smerigste gewelven ervan (Jr 37:16). Dan laat Zedekia hem halen (Jr 37:17). Hij wil iets van Jeremia weten. Niemand mag weten dat hij met Jeremia praat. Daarom gebeurt het in zijn huis, in het geheim. Zedekia wil weten of er een woord van de HEERE is. Daarmee bedoelt hij een voor hem gunstig woord. Het antwoord van Jeremia klinkt krachtig dat er inderdaad een woord is. Dat woord is nu een persoonlijk woord voor Zedekia en luidt dat hij in de hand van de koning van Babel zal worden gegeven.

Ondanks de gevangenis waar hij nu al vele dagen verblijft en die een verschrikking voor hem is, spreekt Jeremia Gods woorden tot Zedekia. Hij doet niets van Gods boodschap af om zichzelf te bevrijden. Hij onderhandelt er niet over. Dat betekent niet dat hij de kans niet mag waarnemen om bij het hoogste gezag de vraag te stellen waarom hij in de gevangenis zit (Jr 37:18). Hij vraagt niet om medelijden, maar naar gerechtigheid. Of Zedekia hem ook kan vertellen wat hij heeft misdaan dat hij, Zedekia, hem in de gevangenis heeft gezet. Hierin lijkt hij op Jozef die ook zegt dat hij onschuldig in de gevangenis zit (Gn 40:14-15). Hij stelt Zedekia daar verantwoordelijk voor.

Hij vraagt hem ook naar diens profeten die hebben geprofeteerd dat de koning van Babel niet tegen hem en het land zal optrekken (Jr 37:19). Waar zijn ze nu met hun grote mond? Zedekia heeft nu toch met eigen ogen gezien dat hij wel is opgetrokken? Als dat dan zo is, laat de koning dan nu toch een keer naar hem luisteren, naar zijn verzoek om niet meer terug te hoeven naar het huis van de schrijver Jonathan, die vreselijke gevangenis, zodat hij daar niet zal sterven (Jr 37:20). Het is een ironische situatie. De valse profeten van de leugens die zo duidelijk aan het licht zijn gekomen, lopen vrij rond en de ware profeet van wie de waarheid van zijn woorden zo duidelijk is bewezen, zit in de gevangenis.

Zedekia staat zijn verzoek toe, maar hij laat hem niet los, hoewel hij overtuigd is van de onschuld van Jeremia (Jr 37:21). Hij is geestelijk wel zeer verwant aan Pilatus die ook tegen beter weten in de Heer Jezus veroordeelt (Lk 23:22-24). Voor Jeremia is het een uitkomst dat hij niet terug hoeft naar zijn oude gevangenis. Hij is nog wel in verzekerde bewaring, maar tevens ook verzekerd van brood dat hij elke dag uit de Bakkerstraat krijgt, totdat er geen brood meer is. Hij blijft daar tot de Babyloniërs hem bevrijden.

© 2023 Auteur G. de Koning

Niets uit de uitgaven mag - anders dan voor eigen gebruik - worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden d.m.v. druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van 'Stichting Titus' / 'Stichting Uitgeverij Daniël', Zwolle, Nederland, of de auteur.





Bible Hub


Jeremiah 36
Top of Page
Top of Page