Dutch Staten Vertaling 1Ik bid u dan, broeders, door de ontfermingen Gods, dat gij uw lichamen stelt tot een levende, heilige en Gode welbehagelijke offerande, welke is uw redelijke godsdienst.
2En wordt dezer wereld niet gelijkvormig; maar wordt veranderd door de vernieuwing uws gemoeds, opdat gij moogt beproeven, welke de goede, en welbehagelijke en volmaakte wil van God zij. 3Want door de genade, die mij gegeven is, zeg ik een iegelijk, die onder u is, dat hij niet wijs zij boven hetgeen men behoort wijs te zijn; maar dat hij wijs zij tot matigheid, gelijk als God een iegelijk de mate des geloofs gedeeld heeft. 4Want gelijk wij in een lichaam vele leden hebben, en de leden alle niet dezelfde werking hebben; 5Alzo zijn wij velen een lichaam in Christus, maar elkeen zijn wij elkanders leden. 6Hebbende nu verscheidene gaven, naar de genade, die ons gegeven is, 7Zo laat ons die gaven besteden, hetzij profetie, naar de mate des geloofs; hetzij bediening, in het bedienen; hetzij die leert, in het leren; 8Hetzij die vermaant, in het vermanen; die uitdeelt, in eenvoudigheid; die een voorstander is, in naarstigheid; die barmhartigheid doet, in blijmoedigheid. 9De liefde zij ongeveinsd. Hebt een afkeer van het boze, en hangt het goede aan. 10Hebt elkander hartelijk lief met broederlijke liefde; met eer de een de ander voorgaande. 11Zijt niet traag in het benaarstigen. Zijt vurig van geest. Dient den Heere. 12Verblijdt u in de hoop. Zijt geduldig in de verdrukking. Volhardt in het gebed. 13Deelt mede tot de behoeften der heiligen. Tracht naar herbergzaamheid. 14Zegent hen, die u vervolgen; zegent en vervloekt niet. 15Verblijdt u met de blijden; en weent met de wenenden. 16Weest eensgezind onder elkander. Tracht niet naar de hoge dingen, maar voegt u tot de nederige. Zijt niet wijs bij uzelven. 17Vergeldt niemand kwaad voor kwaad. Bezorgt hetgeen eerlijk is voor alle mensen. 18Indien het mogelijk is, zoveel in u is, houdt vrede met alle mensen. 19Wreekt uzelven niet, beminden, maar geeft den toorn plaats; want er is geschreven: Mij komt de wraak toe; Ik zal het vergelden, zegt de Heere. 20Indien dan uw vijand hongert, zo spijzigt hem; indien hem dorst, zo geeft hem te drinken; want dat doende, zult gij kolen vuurs op zijn hoofd hopen. 21Wordt van het kwade niet overwonnen, maar overwint het kwade door het goede. BIJBEL -- DAT IS DE GANSE HEILIGE SCHRIFT -- DOOR LAST VAN DE HOOG-MOGENDE HEREN STATEN-GENERAAL DER VERENIGDE NEDERLANDEN EN VOLGENS HET BESLUIT VAN DE SYNODE NATIONAAL GEHOUDEN TE DORDRECHT IN DE JAREN 1618 EN 1619 UIT DE OORSPRONKELIJKE TALEN IN ONZE NEDERLANDSE TAAL GETROUWELIJK OVERGEZET -- BEVATTENDE AL DE KANONIEKE BOEKEN VAN HET -- OUDE EN NIEUWE TESTAMENT -- Based on electronic edition from http://www.coas.nl/bijbel. Bible Hub |