1 Samuel 22
1 Samuel 22 Kingcomments Bijbelstudies

David in de grot van Adullam

David is door Achis teruggejaagd naar zijn land. Hij is weer in het land waar hij door Saul zal worden nagejaagd. Hij ontkomt aan al zijn vervolgers door zich te verbergen in de grot van Adullam. In de lijst met geloofshelden en geloofsdaden in Hebreeën 11 worden de weg die David gaat en de plaats waar hij verblijft, genoteerd als bewijzen van geloof (Hb 11:38). Ook nu is hij, terwijl hij weet dat hij door de HEERE bestemd en ook al gezalfd is om koning te zijn, niet van plan om de troon met geweld te bestijgen. Het lijkt alsof hij volledig is uitgeschakeld. Hij kan niets doen en nergens heen.

Het is ermee als met de apostel Paulus. Als hij gevangenzit, lijkt zijn dienst voorbij. Maar juist in de gevangenis schrijft hij enkele bijzondere brieven die wij nu in de Bijbel hebben: de brief aan de Efeziërs, de brief aan de Kolossenzen en de brief aan de Filippenzen. David heeft in de grot enkele psalmen gedicht die wij in de Bijbel hebben (Psalmen 57; 142). Daarin vernemen wij zijn gemoedsgesteldheid “toen hij in de grot was” (Ps 142:1). Aan het eind van Psalm 142 zegt hij: “De rechtvaardigen zullen mij omringen” (Ps 142:8). Dat zien we hier gebeuren.

Als hij alleen in de grot is en zijn ziel voor de HEERE uitstort over zijn eenzaamheid (Ps 142:5), zien we hier hoe er harten en benen in beweging komen voor hem. Er komen mensen naar hem toe. Zij worden later de helden van David die hem aan zijn koninkrijk helpen en delen in zijn heerlijkheid. Maar hier zijn ze het nog niet. David is hier een beeld van de Heer Jezus tot Wie allen komen die ook niets op aarde bezitten.

Eerst komen zijn broers en zijn hele familie bij hem. Zij lopen ook gevaar door Saul vervolgd te worden. Vervolgens komt ook ieder die in nood is, ieder die een schuldeiser heeft en ieder die bitter van gemoed is. Ze hebben óf een persoonlijke nood, een probleem waar ze zelf niet uitkomen, óf iemand die hen op de hielen zit om hen tot slaaf te maken, óf ze zijn zo verbitterd door geleden onrecht of onbegrip, dat ze geen andere keus hebben dan naar David te gaan. Ze doen dat omdat ze niets te verliezen hebben. Zo krijgt hij gezelschap van ongeveer vierhonderd mannen.

Zo komen ook vandaag mensen naar de Heer die in Hem hun laatste kans zien om te overleven (vgl. Mk 5:25-28). Zij ontwikkelen zich tot helden. Die ontwikkeling vindt plaats in de school van God, daar wordt men gevormd. David is hun overste, het is ook zíjn school. Bij David zijn betekent niet alleen geloof in zijn zaak, maar geloof in hemzelf. Het betekent ook dat je nergens anders meer bij hoort.

Zo is het met de gelovige die zijn toevlucht tot de Heer Jezus heeft genomen. Dat doet hij alleen als zijn nood zo groot is, dat hij geen andere uitweg ziet, of als hij een schuldenaar is met een schuld die hij niet kan voldoen, of als hij zo verbitterd is, dat het leven geen enkele zin meer voor hem heeft.

David brengt zijn ouders in Moab

David zoekt voor zijn ouders een toevlucht in Moab. Moab staat niet direct bekend als een vriend van Israël. De koning van Moab heeft, toen Israël na de woestijnreis in zijn vlakten gelegerd was, geprobeerd door middel van Bileam het volk te vervloeken (Nm 22:1-7). Maar er is ook een andere zijde aan Moab. Moab is het land waarheen het gelovig overblijfsel van Israël vlucht in de tijd van de grote verdrukking en daar door God gezuiverd wordt. Daarom staat er: “Moab is Mijn waskom” (Ps 60:10).

David moet naar Juda

David is ook in Moab, maar hij mag daar niet blijven. Dat zegt de profeet Gad hem namens God. God wil David in het vuur van de beproeving brengen en dat is in Zijn land, geregeerd door Saul. Gad wordt de ziener van David en is bij hem gebleven. Door Gad leert David de wil van God kennen. Hij gehoorzaamt de profeet en keert naar Juda terug.

Saul noemt David zijn belager

Onze aandacht wordt weer gericht op Saul die weer onder een boom zit en weer de speer in zijn hand heeft. In wat hij zegt, horen we wat er in zijn hart leeft. Hij spreekt tot zijn stamgenoten, de Benjaminieten. Ze zijn wel aan hem verwant, maar hij heeft hen ook aan zich verplicht door hen te kopen met geschenken. Saul is een man geworden die zichzelf beklaagt, die medelijden heeft met zichzelf en zichzelf ziet als slachtoffer van de omstandigheden. We horen geen reactie van zijn dienaren. Ze zwijgen.

Saul noemt de naam van David niet. Het is voor hem een gehate naam. Hij spreekt verachtelijk over hem als “de zoon van Isaï”. Hoewel hij probeert zijn dienaren naar aanleiding van de beloning voor zich te winnen, ziet hij hen als samenzweerders die tegen hem zijn. Omdat ze niet zo spreken als hij, ziet hij hen als vijanden. Hij beschuldigt zelfs zijn zoon Jonathan ervan dat hij David tot opstand tegen hem heeft aangezet. Een jaloers mens komt tot de meest dwaze complottheorieën. Hij zet de zaak ook helemaal op zijn kop door David zijn belager te noemen. Niet David belaagt hem, maar hij belaagt David.

Achimelech ter verantwoording geroepen

De dienaren mogen het zwijgen ertoe doen, er is iemand die niet zwijgt en dat is de Edomiet Doëg. Hij zal wel laten zien dat hij het goed met Saul meent. Doëg vertelt Saul waarvan hij ooggetuige is geweest. Naar aanleiding daarvan, laat Saul Achimelech naar zich toe komen. Saul verhoort hem, maar niet zoals het zou moeten. Het verhoor is een beschuldiging. De beschuldiging is dat Achimelech een opstandeling heeft geholpen aan brood en een zwaard en ook nog eens God voor hem heeft geraadpleegd. Dan ben je wel schuldig aan hoogverraad, je bent medeplichtig aan een staatsgreep. Het staat bij Saul al vast wat hij zal doen, hij heeft zijn oordeel al geveld.

Achimelech stelt zich in zijn verantwoording aan de kant van Saul. In zijn onnozelheid verdedigt hij David. Hij heeft niet veel met David op, maar hij wil zich neutraal opstellen. Hem kan door Saul niets ten laste worden gelegd, zo meent hij. Hij wist er immers niets van dat David voor Saul op de vlucht was? Alles wat hij over David heeft gehoord, is dat hij Saul trouw dient, met Saul in een nauwe familierelatie staat en dat hij gehoorzaam doet wat Saul van hem vraagt. Is David niet geëerd in het huis van Saul? Dan kan hij het toch niet anders dan als zijn plicht zien om David te helpen? Door zo over David te spreken geeft hij een goed getuigenis van hem. Maar dat is precies wat Saul zo haat. Het maakt zijn woede alleen maar groter.

Het vonnis en de voltrekking

Saul is niet van zijn voornemen af te brengen om Achimelech te doden. Hij spreekt zelf het vonnis uit. Achimelech moet sterven, samen met zijn hele familie (Pr 3:16).

Omdat de priester hem niet heeft verteld dat David bij hem is geweest, heeft hij dus met de vijand geheuld. Wie niet van dezelfde blinde haat tegen David is bezield, stelt zich per definitie achter David en moet worden gedood. Hij beveelt zijn lijfwachten het priestergeslacht te doden van wie hij ook nog zegt dat zij priesters van de HEERE zijn. Dat durven de lijfwachten niet te doen. Door een dergelijk bevel heeft Saul zijn gezag onder zijn ondergeschikten verloren.

Dan wendt hij zich tot Doëg met het bevel de priesters te doden. Die doodt zonder schroom vijfentachtig mannen en moordt daarna nog de hele priesterstad Nob uit. Doëg doet in opdracht van Saul wat Saul met Amalek had moeten doen en waarin Saul zelf heeft gespaard wat hij van waarde vond (1Sm 15:3-9). Door het hele geslacht van Achimelech te doden wordt het woord vervuld dat over het huis van Eli is gesproken (1Sm 3:11), want Achimelech is uit het geslacht van Eli.

Abjathar vlucht naar David

Toch blijft het priesterschap behouden, want er ontkomt een zoon van Achimelech. Hij vlucht naar David en vertelt hem wat er is gebeurd (vgl. Mt 14:10-12). Als David het hoort, neemt hij de schuld op zich. Hij biedt Abjathar zijn bescherming aan en garandeert hem veiligheid. Hij stelt zich met zijn leven, waarop Saul jaagt, borg voor hem.

David dicht bij deze gelegenheid Psalm 52 (Ps 52:1-2).

© 2023 Auteur G. de Koning

Niets uit de uitgaven mag - anders dan voor eigen gebruik - worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden d.m.v. druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van 'Stichting Titus' / 'Stichting Uitgeverij Daniël', Zwolle, Nederland, of de auteur.





Bible Hub


1 Samuel 21
Top of Page
Top of Page